13/11 VPRO: @-SOCIAAL

Andrew Keen, de zelfbenoemde ‘antichrist van de sociale media’, schetst een somber toekomstbeeld van de maatschappij waarin we alles delen.

De digitale afgrond is een onderzoek naar de gevolgen van het constant ondergedompeld zijn in sociale media, vol referenties aan populaire cultuur en klassieke denkers. Auteur Andrew Keen is te gast op Border Sessions. Het constante delen van ons hele leven zorgt voor een ongezonde vorm van narcisme, vindt Keen. We raken ervan overtuigd dat we onze identiteit en eigenwaarde ontlenen aan een constante stroom van foto’s, status-updates en tweets. Bovendien leidt het tot de verdwijning van privacy. ‘Ik ben van nature een kritisch mens,’ vertelt Keen in een café na zijn presentatie op internetconferentie The Next Web. Dat wordt al snel duidelijk, wanneer de in Silicon Valley wonende Brit iets te drinken wil bestellen. Hij vraagt om thee en koude melk, vervolgens haalt hij uit zijn rugtas een verfomfaaid boterhamzakje met theezakjes. ‘Ik neem altijd mijn eigen thee mee. Sterker nog: ook mijn eigen mok. Je vindt me nu waarschijnlijk een beetje vreemd.’ Uit de rugtas komt een groene stenen mok met theeaanslag aan de binnenkant. Hij giet het hete water erin en de koude melk die hij na veel moeite van de serveerster heeft gekregen. ‘De mok is van mijn favoriete theezaak in San Francisco en de thee is Engelse PG Tips.’

Terug naar de wereld van het web. U heeft er veel kritiek op, maar tegelijk is het uw thuisbasis. Wat is er zo interessant aan?

‘Het is een belangrijk veld. Technologie was ooit voor geeks, hobbyisten en mensen met een ingenieurstitel. Maar tegenwoordig is iedereen bezig de invloed van technologie op de maatschappij en vice versa te ontdekken. Communicatietechnologie speelt een steeds centralere rol in revoluties en opstanden en bij overheden. Dus dit is geen marginale of obscure kwestie meer. Ik vind het spannend en eervol om hier onderdeel van te zijn. Wat ik interessant vind aan deze wereld, is dat hij heel intelligente en creatieve mensen aantrekt. Maar ik ben niet verliefd op technologie.’ En nu alles “sociaal” geworden is en we steeds meer van iedereen weten, leidt dat juist tot minder creativiteit. Het is steeds moeilijker de massa te ontvluchten en niemand heeft meer privacy. Uiteindelijk leidt dat juist tot isolatie.’

Krijgt niet elke maatschappij het internet dat zij verdient?

‘Dat wil niet zeggen dat je er geen commentaar op kunt leveren. Maar je hebt gelijk: het internet is een spiegel. Voor het eerst in de geschiedenis hebben we echt iets waar we onszelf in gereflecteerd kunnen zien. En als ik daar op dit moment in kijk, maak ik me zorgen: over het narcisme, de idealisering van de maatschappij en een steeds radicaler individualisme. En over de teneur van het debat en de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Mijn boek beschuldigt het internet ook nergens van. Het probeert een wereld te begrijpen die het sociale ophemelt en waarin we tegelijkertijd steeds geïsoleerder zijn. Het is een poging om de complexiteit en de paradoxen van ons zogenaamde sociale digitale bestaan te doorgronden.’

U Facebookt niet, maar bent wel zeer actief op Twitter, waar u zich trots ‘The antichrist of social media’ noemt. Is het een optie om sociale media te negeren?

‘Slechts twee soorten mensen kunnen dat: heel rijke die het zich kunnen veroorloven en heel arme die geen toegang tot technologie hebben. Er zijn ook mensen die bewust hebben besloten dat ze er niets mee te maken willen hebben. Ik weet niet of dat een heel wijs besluit is. In plaats van het helemaal af te wijzen, kunnen mensen volgens mij beter kritisch onderzoeken welke netwerken bij ze passen. Zo is er Path, dat kleiner is en privacy beter beschermt. Ik dacht dat Google+ beter voor de privacy zou zijn, maar daar ben ik nu niet meer zeker van. De realiteit is dat we wonen op het internet. Hier doen we zaken en bouwen we onze reputatie op. Dus het is niet verstandig om het de rug toe te keren. Als schrijver moet ik wel op Twitter zitten. Het wordt steeds moeilijker om te leven zonder smartphone. Het internet verschuift van alleen op de personal computer naar overal: van onze telefoons en tablets, naar kleding, auto’s, koelkasten en brillen. Er zullen mensen zijn die zich terugtrekken, als een soort kluizenaars. Daar heb ik respect voor, maar het is een opoffering die veel van ons, inclusief ikzelf, niet zouden willen maken.’

U schetst een vrij duister toekomstbeeld. Hoe ziet die toekomst eruit? ‘Dat die mevrouw aan dat andere tafeltje die jij niet kent, zomaar alles over jou te weten kan komen. Ik denk niet dat zij met die informatie een totalitaire staat gaat oprichten en jou martelen, maar in die duistere toekomst is er steeds minder mysterie. Alle serendipiteit verdwijnt uit het leven. En ik vrees het einde van de persoonlijke omgeving. Met technologie kan ik onmiddellijk alles over jou te weten komen. Dat vind ik niet goed voor de menselijke verhoudingen en het mysterie van een relatie die zich ontwikkelt. Want die draait toch meer om wat je niet weet, dan wat je wel weet.’

En hoe ziet het minder negatieve scenario eruit?

‘Dan is de technologie heel handig, een fijne manier om eenzaamheid te verminderen. Als je in een nieuwe stad komt, vind je makkelijk mensen met dezelfde interesses. Vanuit zakelijk perspectief is het geweldig, ook voor journalisten is het handig netwerken. Maar wat ik wil beschermen is het mysterie, de geheimen, het persoonlijke.

Beide scenario’s zullen wel werkelijkheid worden. Hoe dan ook is het een enorme verandering. Ik ben nog van voor de digitale revolutie, maar kan me al nauwelijks meer voorstellen hoe het was. Voor kinderen van nu is hun digitale identiteit de kern. Het is een ontwikkeling die minstens zo veel invloed heeft als de auto.’